Sommige boeken staan rugloos in de kast, het patroon van het bindlinnen toont naakt. Andere boeken hebben een halve rug die hangt aan wat laatste draadjes. Stukgelezen boeken, gekoesterde lievelingen. Dik Trom leunt broederlijk tegen de De kinderen van de grote fjelt. Alle delen van het Kleine huis, met hun papieren jasjes, staan keurig op volgorde. Elk deel heeft weliswaar een eigen kleur kaft, maar de tekeningen hebben gewonnen, de jasjes bleven aan. De kast is al talloze malen verbouwd. Dankzij het handige systeem van Lundia kan elke stapel nieuwe boeken er in. Alle frutsels die lege randjes sierden, zijn verdwenen om plaats te maken voor een dubbele rij. Agatha Christie’s, kleine engelse pockets, dunne goedkope gelijmde uitgaven vol ezelsoren zijn eerlijk gepikt uit de kast van opa. In het kleine kamertje naast de techniek, waar de bruggen en kronen gemaakt werden, mijn plek als ik kwam logeren. Van slapen kwam altijd weinig, veel te spannend om rond te dwalen door het grote huis. Na elk bezoek kwamen er een paar Christie’s mee. Opa en ik waren toch de enigen in de familie die zulke pulp lezen. Bijna compleet is de serie nu. Als felle stoorzenders staan de vier moderne Nederlandse uitgaven ertussen met nummers op de rug 4, 83, 15 en 39. Hoewel ze op de achterste rij staan, helemaal tegen de muur aan geschoven, steken ze er toch nog bovenuit.
Op de onderste plank staan de kerstbundels. Mooie prentenboeken van de Vier Windstreken en van Christofoor. Platen vol glitter en andere visuele effecten. Een mager deeltje, ooit tweedehands gekocht, is een kerstverhaal verteld door An Rutgers van der Loeff. Het speelt in het Duitsland van vlak na de oorlog. Bij de Oost-Duitse en Pruisische vluchtelingen die opgesloten zaten in barakken. Op school werd ons alleen geleerd dat Duitsland terecht de oorlog heeft verloren, maar nooit is er iets gezegd over het lot van de vele mannen, vrouwen en kinderen die hals over kop op de gevlucht waren voor de Russen en al hun bezittingen achter hebben moeten laten. Zij waren niet welkom bij hun eigen landgenoten, opvreters en landlopers.
Zijn ogen glijden langs de boekenkast. Ze had gezegd dat hij maar vast moet doorlopen naar haar studeerkamer. Daar ontvangt de dominee haar bezoekers. Ze is zeker bang dat zijn stallucht in haar mooie bank blijft hangen, echt een stadse dame. Nou ja studeerkamer, het is meer een hok vol rommel. Een enorme verzameling planken uitpuilend van boeken, prentenboeken en goedkope pockets. Het hout is verkleurd door de zon en de kast duidelijk al vaker in elkaar gezet, de krassen van de metalen grepen steken wit af op het gele hout. Je ziet slordige boorgaten van vorige verstevigingen. De stellingen zitten klem tussen vloer en plafond. Op sommige planken staan de boeken zelfs in dubbele rijen. Voddige pockets, letterlijk stukgelezen zien ze eruit. Agatha Cristie, Dorothy Sayers, al die ouderwetse engelse dames die hun keurige whodunits schreven. Hij doet een stap naar voren en steekt zijn hand uit naar de kast. Een echte werkhand, diepe groeven, eeltplekken op zijn vingers. Vergeelde nagels van de nicotine. Zijn vingers grijpen er willekeurig een deel uit. Het boek valt open in zijn hand bij een vergeten verjaarskaart die erin gestopt was om aan te geven hoe ver ze waren gekomen met voorlezen. Gefeliciteerd met je zevende verjaardag staat op het vlaggetje dat een clown vasthoudt. Hij klapt het boek weer dicht, te hard, het laatste draadje knapt en het fladderige strookje rug valt op de grond. Hij bukt zich, raapt ‘t op en propt het bij de boeken in de kast. Er staan er zo veel zonder rug, dit zal haar vast niet opvallen. Haastig draait hij zich om en loopt verder de studeerkamer in.
‘Hier uw razende reporter van radio West Friesland. Ik sta nu voor de boekenkast in de studeerkamer van de dominee. Wat had U daar verwacht, mensen, stapels bijbels, volop stichtelijke lectuur? Niets van dat al, deze hele wand is gevuld met detectives en oude versleten kinderboeken. Het is zo’n stellingkast zoals je die in honderden huishoudens vindt. Vurenhout, met pinnen en haken vastgezet, een witte metalen kruis houdt het geheel in evenwicht. De kast is van de vloer tot aan het plafond gevuld met boeken. Op ooghoogte staan ze, de engelse pockets, detectives. Allen van vrouwelijke auteurs. Veel oud werk ertussen. Ngaio Marsh, wie leest haar nog? Daar zie ik het nieuwste exemplaar van Nicci French ertussen. Oh, kijk, diverse titels van Minette Walters. Nee, mensen, ze is toch wel bij de tijd. Op de onderste plank staan een heleboel een heleboel dunne prentenboeken, even kijken wat dat is? Ach gut: kerstverhalen. Prentenboeken om aan de kinderen voor te lezen. Ja, ja er is voor elke avond iets nieuws te vinden. Even kijken, wat is er nog meer te zien. Alleen op de wereld, Dik Trom, Rob en de stroper. Ach ja jeugdsentiment. Die heb ik ook ooit gelezen, net als U toch? Maar bij mij staan ze op zolder als ze niet met de vuilnisman zijn meegegaan. ‘Ns even kijken, wat kan ik U nog meer vertellen over de literaire smaak van de dominee? Romans voor oudere meisjes zie ik hier.’
Op mijn knieën zit ik voor de boekenkast, mijn eigen trouwe lundiakast. Het cadeau voor mijn vijftiende verjaardag. Het mooiste was toen het deurtje dat op slot kon. Mijn dagboek kon er in en de sleutel sliep onder mijn kussen. Bladzijden klaagde ik vol over hoe gemeen Mama niet was, wat een rotwijf. Dat mijn kleine zusje al een vriendje had en ik niet. Over al die zogenaamde vriendinnen die maar zeurden hoe het toch kon dat ik twee jaar ouder was en nog nooit echt gezoend had met een jongen. Ach, die kast heeft al zoveel meegemaakt. Mijn grote kamer in Leiden, daarna ingetrokken in Amsterdam, meeverhuist naar het noorden waar ik mijn eerste eigen studeerkamer had. Nu kan ie geen kant meer op, zit klem tussen de deur en het raam en van boven tot onder staan de planken vol met boeken. Ik krijg zin om een lekker potje te snotteren boven een boek. Waar staat Schoolidyllen? Op goed geluk trek ik een boek uit de rij, sla het open en begin te lezen. Meteen weet ik weer waar ik ben wat er al gebeurd is en wat nog komt.
‘Mama, Mama, ik ben klaar je moet nu komen.’
‘Godverdomme, leer nou eindelijk eens zelf je billen af te vegen. Ik kom niet.’
‘Mama’ Het gekrijs wordt oorverdovend.
‘Hou je kop’: schreeuw ik terug.
Maar leg toch met een zucht, het boek op de grond en probeer mijn verkrampte benen te streken. Wiebelig loop ik naar de deur. De kruk voelt koud en vijandig aan. De deur wil niet open.
‘Mama, Mama’ klinkt het uit de badkamer ‘je moet nu komen’.
Met een ruk gooi ik de deur open en roep: ‘Ik moet niks!’
Het is toch al te laat de betovering is verbroken en ik loop naar de trap terwijl mijn hoofd volloopt met alle dingen die gedaan moeten worden. Kapper bellen, brood halen…