Kikkerkoning haalt de gouden bal voor de Prinses uit zijn put en komt nu zijn beloofde beloning opeisen.
‘Prinsesje, belofte maakt schuld. Jij hebt je bal terug gekregen. Je vader wist niet dat je hem verloren was. Je kostbaarste bezit is terug. Nu is het mijn beurt. Beloofd is beloofd. Of dacht je dat zo’n stomme kikker nooit naar het paleis durft te komen? Mooi mis gedacht. Ik moet toegeven dat het even duurde voor ik er was. Mijn kikkerpoten kunnen prima springen. Nu wil ik van je gouden bordje eten en uit je gouden bekertje drinken. Je zult er wel van griezelen. Kikkerbillen op je bord doen je het water in de mond lopen. Niet echter zolang er nog een kop aan vast zit.’
‘Ja, meisje sta daar niet zo te rillen, til me liever op.’ ‘Nee niet, ook geen probleem. Dan spring ik zelf wel op tafel. Een prinses is ook maar een gewoon mens, die eet en drinkt. Je dacht zeker dat jou eten andere stervelingen niet zou smaken. Mooie koningin zul jij worden. Je weet niet eens te delen van wat je in overvloed hebt.’
‘Oh nee, is dat het niet het probleem? Schrikt mijn uiterlijk je af? Mijn glibberig vel is niet te vergelijken met jou perzikenhuidje. Iedere dag gepoederd door je hofdames. Mijn bolle ogen staan je niet aan? Staar ik teveel of zo? Ik zou er nog eens al het moois van afkijken. Ja dame, als je later groot bent zul je heel wat handen moeten schudden en wangen moeten kussen. Je kunt niet altijd van tevoren eisen dat ze schoon zijn.’
‘Dacht je me gewoon te slim af te zijn? Als prinses ik krijg altijd mijn zin. Ik hoef me niet aan mijn woord te houden. Een kikker kan me toch niet opzoeken in het paleis? Dan ziet het er droevig uit voor je onderdanen. Een koningin die haar beloften niet nakomt en met gevlei haar zin wil krijgen. Veel brood en spelen beloven. Geestelijk voedsel, Ho maar! Ach van verwende poppetjes zoals jij kunnen we geen initiatief verwachten. Jij hoeft je vinger maar uit te steken en er zit een ring aan. Nog voor je jouw mond geopend hebt vliegen lakeien op je af om hem te vullen.’
‘Nee mijn kind, met deze kikkerkoning heb je het slecht getroffen. Ik ken de klappen van de zweep. Nu kom ik mijn beloning opeisen. Wat zal ik genieten van deze maaltijd. Wat een heerlijk vooruitzicht om in je gouden bedje te kunnen slapen.’
‘Wat denk je wel vieze kikker, dat je mij de les kunt lezen? Ze noemen je toch niet voor niets de kikkerkoning? Je zult je wel met alle egards laten behandelen. Ik ben nu eenmaal een prinses de dochter van een koning en een koningin. Natuurlijk buigen de mensen voor mij. Mijn wil is wet.’ ‘Wat zei je nou? Wil je in mijn gouden bedje slapen? In mijn gouden wasbak zul je bedoelen! Griezelige groene glibber! Ach ja mijn kamer is wel erg groot en hoog. Mijn gouden bedje erg leeg.’